Met warmtecamera’s kun je veel. Vluchtende inbrekers ’s nachts opsporen, aangebrande koekjes op de lopende band onderscheppen. Of mensen met het coronavirus op Chinese vliegvelden opsporen. Maar doe het wel goed, vinden ze bij leverancier Pedak Meettechniek in Heythuysen.
Nieuwsbeelden uit China. Beveiligers met mondkapjes richten in de vertrekhal van de luchthaven een infraroodcamera op de passagiers die in drommen voorbijkomen, terwijl een collega gespannen naar de bewegende kleurige en donkere vlekken op het computerscherm tuurt. Speurend naar mensen met een temperatuurverhoging, een belangrijk aanwijzing voor een besmetting met het coronavirus. Hengel je deze mensen uit de menigte, dan kun je verdere verspreiding van het virus over grotere afstanden helpen te voorkomen, zo is de gedachte.
Directeur Roland Vossen van Pedak Meettechniek ziet dergelijke beelden hoofdschuddend aan. Net als zijn accountmanager Maaike Godschalk die zich in het wondere wereldje van de infrarode meettechnieken als een vis in het water thuisvoelt. „Ik krijg van die beelden uit China de kriebels”, laat zij zich ontvallen tussen haar verhandelingen over „eenpunts temperatuurmetingen”, pixels en applicaties door.
Pedak is leverancier in Nederland en België van warmtecamera’s, geproduceerd door de Berlijnse fabrikant Optris. Dezelfde apparaten die ook in China worden gebruikt. Vossen: „Ik heb afgelopen week met de directeur van Optris gesproken. Die handel richting China gaat bijzonder goed. Heel Azië is booming.”
De warmtecamera’s worden normaal voor geheel andere toepassingen ingezet. In de industrie bijvoorbeeld, voor het onderscheppen van aangebrande koekjes of slecht ingevroren diepvriesfrietjes op de productielijn. In de land- en tuinbouw voor het meten van stress bij plantjes. Of om vanuit de politieheli de vluchtende inbreker in de nachtelijke duisternis te vinden.
Meten is weten. Jawel, zegt Godschalk, „maar de vraag is altijd: doe je een correcte meting? Het beeld van de warmtecamera geeft namelijk niet altijd de realiteit weer. De mensen die de metingen doen, dienen te weten hoe de technologie werkt.” Vossen: „Je meet de warmtestraling van een object. De camera is geen koortsthermometer. Zo kunnen petten, hoofdoeken, boerka’s en brillen de resultaten helemaal vertekenen.” De camera kan zo geen koorts detecteren.
Godschalk haakt in: „De temperatuur van je huid is lager dan de inwendige temperatuur en wordt beïnvloed door omstandigheden: komt in de winter een passagier vanuit de buitenlucht, dan is zijn huid een stuk koeler en duurt het een tijdje voordat die opwarmt.” Zo kan een patiënt met koorts toch onopgemerkt door de corona-check glippen. In tropische landen lijkt het daarentegen door de warmte alsof iedereen die de luchthaven inloopt koorts heeft.
De enige manier om de lichaamstemperatuur met een infrarood camera exact te meten, is door hem te richten op het binnenste puntje van het oog. Dit plekje geeft de ware inwendige temperatuur prijs. Vossen: „Maar een bril houdt de warmtestraling tegen, is een barrière waardoor op het scherm twee zwarte vlekken zijn te zien.” Niets dus.
De beveiligers op de Chinese luchthavens die hun warmtecamera op de krioelende mensenmassa richten, missen dus mogelijke coronapatiënten. Zelfs wie toevallig opzij kijkt, kan niet worden gemeten. Vossen: „Schatting met de natte vinger: ze halen 30 procent van de mensen met koorts eruit, de rest loopt gewoon door.”
Hoe moet het dan? Godschalk: „Je moet een een-op-een-meting doen. Bijvoorbeeld bij de detectiepoortjes. Laat de mensen daar in een warmtecamera kijken, zodat het binnenste puntje van het oog wordt gemeten om een betrouwbare koortsmeting te doen.” Vossen: „Als de beveiligers aangeven ‘handen omhoog’ kunnen ze de passagiers ook vragen even de bril af te zetten. Het gaat snel – je kunt 120 metingen per seconde doen- , het is hygiënisch en niemand steekt de thermometer in je achterste.”
Auteur: Will Gerritsen